Wanneer ik 's nachts de slaap niet kan vatten, en vriendlief aan het werk is, vind ik het heerlijk om onder mijn warme dekbed naar een foute thriller/horror te kijken. Die verhaallijnen zijn doorgaans zo magertjes dat opperste concentratie niet noodzakelijk is, maar de spanning houd je net wakker genoeg. Afgelopen nacht werd het 'Incidious: chapter two'. Dit suggereerde dat er ook een chapter one moet zijn geweest, maar zoals meestal met tweede delen binnen dit genre, zal ik hoogstwaarschijnlijk niet bijzonder veel gemist hebben.
Veel van dit soort films hebben dezelfde soort setting: Een groot, verwaarloosd landhuis ergens op het Amerikaanse platteland, in een uithoek waar de zon nooit lijkt te schijnen. Uiteraard heeft zo'n huis de nodige krakerige traptreden, een kelder met slecht werkende verlichting en meer kamers dan een gemiddeld gezin bewonen kan. Na ongeveer twintig minuten matig acteerwerk, gebeuren er plots vreemde dingen in en om het huis. Flikkerende lampen, uit het niets aanspringende platenspelers of rap wegschietende schaduwen. Met de welbekende schrikeffecten tot gevolg. Ik kijk dit soort films dan ook standaard met een kussen in m'n schoot. Die ik, wanneer nodig, binnen enkele seconden voor m'n ogen kan werpen.
Naderhand moet er nog minstens een kwartier naar iets compleet anders worden gekeken voordat ik zelf het licht weer uit durf te doen. Een held ben ik namelijk niet bepaald te noemen.
Incidious deed mij erg denken aan de horrorfilm waarin ik in de zomer van 2006 zelf de hoofdrol vertolkte.
Mijn lief en ik verbleven twee stressvolle weken bij een gezamenlijke vriend in een klein gehucht in Tennessee. De vriend in kwestie woonde in een groot, koloniaal landhuis uit 1860. Met uiteraard de bijbehorende vergane glorie: afgebladderde, witte verf, een niet echt goed onderhouden tuin en een ietwat verouderde inrichting. M'n lief vond het fantastisch: “Wat een prachtige locatie om twee vakantieweken door te brengen.” Ikzelf was iets minder enthousiast. Bij daglicht ging het nog wel, maar zodra de zon onderging leek deze plek akelig veel op een typisch horrorhuis. Het feit dat de enige grote buitenlamp die zich op het perceel bevond het huis exact zo belichtte dat de schaduw van een van de pilaren bij de hoofdingang in samenspel met het smalle raam boven de dubbele voordeur een gigantisch groot zwart kruis op de witte achtergrond vormde, hielp niet bepaald mee.
Het horrorhuis had rondom een grote tuin, dat vooral bestond uit een niet al te goed bijgehouden grasveld, struikgewas en hoge bomen. Vanaf de oprit liep er een provisorisch paadje naar de grote voordeur. Voor aan dit paadje stond een vervallen naambord waarop de familienaam van de oorspronkelijke bewoners, 'Owen', vermeld stond. Deze familie bleek echter nooit helemaal te zijn vertrokken. Aan de zijkant van het perceel bevond zich namelijk een klein, griezelig begraafplaatsje. De volledige familie Owen was hier te ruste gelegd. Grote, witte, vervallen grafzerken omringd door dor gras en een laag, roestig, metalen hekje. Om kippenvel van te krijgen.
Onze vriend Mike woonde alleen in dit grote huis. Zijn eigen slaapkamer bevond zich op de begane grond, maar wij verbleven in een van de logeerkamers op de eerste etage. Al tijdens de rondleiding op de eerste dag had ik door dat de deuren van die andere kamers de rest van ons verblijf netjes gesloten zouden moeten blijven. Al die kamertjes met antieke meubeltjes, smoezelige knuffels op oude schommelstoelen, het jaagde me de stuipen op het lijf.
Meerdere horrorscripts hebben die twee weken door mijn hoofd gespookt. Het begon met een typisch geestenscènario:
Struinend over het perceel, stuitte ik een paar dagen na aankomst op een bordje met een ingelijst, vergeeld krantenartikeltje. Het artikel ging over de familie Owen. Op 14 april 1883, in de late avond, werd deze familie getroffen door een afschuwelijk noodlot. Hun twee jonge kinderen, een jongetje en een meisje, bezweken beide slechts enkele uren na elkaar in het ouderlijk huis aan een longontsteking.
De koude rillingen liepen over mijn rug. Elke lichaamshaar ging recht overeind staan. Dit moest iets betekenen. Het kon onmogelijk toeval zijn dat we Mike hadden leren kennen, dat er een vriendschap was ontstaan en we uitgenodigd waren om onze vakantie bij hem door door te brengen. Er was iets aan de hand met deze kinderen. Hun geesten dwaalden vast verloren rond door dit oude, witte huis. Op zoek naar iemand die hen kon bevrijden uit het limbo waar ze in beland waren. Ik, exact 100 jaar later geboren op 14 april 1983!, was vast de aangewezen persoon dit te doen.
Vriendlief leek niet echt onder de indruk te zijn van mijn ontdekking. Sterker nog, hij leek mijn oprechte angst vooral erg vermakelijk te vinden. Logisch ook. Dat hoorde er natuurlijk bij. De eerste die ontdekt dat er iets niet pluis is, wordt in beginsel meestal niet geloofd, of erger nog, uitgelachen.
De rest van ons verblijf deed elk niet te verklaren geluidje mijn hart in mijn keel belanden. Voor mijn gevoel konden er ieder moment twee uitgemergelde kindergeesten langs me heen schieten. Brrr... Als ik 's nachts moest plassen, deed ik het onderweg naar het toilet al in mijn broek van angst. Nee, bepaald ontspannen zou deze vakantie niet gaan worden.
In de tweede week was daar het typische seriemoordenaar-scènario:
Na een tweedaagse trip naar Memphis kwamen we 's avonds rond een uur of tien 'thuis'. Terwijl we de lange oprit opreden ontdekten we dat we de huissleutels niet meegenomen hadden. Vriend Mike bleek weg en eveneens onbereikbaar te zijn. Daar zaten we dan, in onze grote Amerikaanse rental, geparkeerd in de griezelig donkere achtertuin van het grote horrorhuis.
Buiten de auto kon je letterlijk geen hand voor ogen zien. Dan maar wachten ín de auto, met de koplampen aan en het sleuteltje startklaar in het contact. Ik verwachtte namelijk ieder moment een groot zwart gedaante dat met bijl of kettingzaag in de lichtstraal van de koplampen zou opdoemen. Onze autodeuren moesten en zouden dus op slot.
De paniek sloeg toe toen vriendlief aangaf te moeten plassen. Iets dat ik onderweg al moest, maar geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht deze vriendelijke auto in te ruilen voor een paar dichtbegroeide struiken. Ook vriendlief kreeg bruut een plasverbod. Elke simpele ziel weet wat er anders gebeurt. Man verlaat voertuig, gek slaat toe, man komt niet terug, vrouw ongerust, vrouw gaat op zoek, vrouw wordt...
Nee, dit gingen we niet doen. Niks ervan. Ophouden die bende. Na een klein uur besloten we een stukje te gaan rijden. Op zoek naar een wegrestaurant met felle lichten, vriendelijk volk en niet onbelangrijk: een toilet.
Mike vond mijn waanbeelden uiteraard hilarisch. Ik had veel te veel slechte horrorfilms gezien in mijn korte leventje, vond hij. Daar had hij waarschijnlijk gelijk in.
Uiteindelijk heb ik natuurlijk geen enkele geest gezien, geen seriemoordenaar getroffen en vooral een fantastische vakantie gehad, maar allemachtig, wat was ik na twee weken blij heelhuids huiswaarts te kunnen keren.