Deze maand is het tien jaar geleden dat ik als twintigjarige naar de randstad verhuisde. Niet geheel vrijwillig, ik volgde de liefde en de liefde studeerde nou eenmaal in Amsterdam. Zo simpel was het. Ik bevond me op dat moment toevallig tussen studie en werk, dus het was vrij duidelijk dat ík de grote oversteek zou moeten gaan maken.
Waar velen letterlijk de provincie ontvluchten op zoek naar een groots en meeslepend leven in de stad, was het voor mij absoluut geen gemakkelijke beslissing. Voor mijn studie heb ik maanden in het nog veel drukkere en vele malen grotere Londen gewoond, een fantastische tijd, maar ik wist ook dat het eindig was.
Begrijp me niet verkeerd, Amsterdam vond ik een prachtige stad waar ik af en toe heerlijk met vriendinnetjes kon winkelen, maar wonen? Nee, dat was nou niet bepaald míjn meisjesdroom. Tijdens eerdere bezoekjes aan Amsterdam was ik nooit echt verder gekomen dan het Damrak, de Kalverstraat en het Waterlooplein. En daar zit je dan, van de een op de andere dag, drie hoog midden in Bos en Lommer.
Met de fiets naar de stad bleek al een hele onderneming. Alles wat ik ooit aan verkeersregels had geleerd bleek niet inzetbaar. Iedereen hield er zijn eigen regels op na. Wat vooral inhield dat je bij elk kruispunt met je adem in, op hoop van zegen, de overkant probeerde te halen. Ook voor het oversteken bij een zebrapad bleek je stalen zenuwen nodig te hebben. Alleen als je zeer zelfverzekerd, zonder op of om te kijken, zo'n zebrapad opstapte, wilden de met een noodvaart naderende fietsers nog wel eens op de rem trappen. Voor mij dus niet, want die zelfverzekerde ik-ben-een-local-look had ik toen beslist nog niet te pakken. Nee, deelnemen aan het verkeer bleek zeer stressvol en bezorgde me wekelijks minstens een paar grijze haren.
Ook had ik pas na twee weken door dat je niet per se door De Baarsjes hoefde om in het centrum te komen, maar aangezien ik die route nou eenmaal kende, heeft het nog enige tijd geduurd voordat ik me aan de veel meer voor de hand liggende, want aanzienlijk kortere, route waagde.
's Avonds op de bank stelde ik een boycot in voor AT5. Met de gordijnen dicht en RTL4 op de beeldbuis was het net alsof ik 'thuis' was. Ik leefde letterlijk mee met het sociale leven van mijn vriend. Mijn 'redding' die eerste periode was misschien wel het feit dat één van mijn beste vriendinnetjes een paar maanden eerder had besloten ook naar Amsterdam te verhuizen. Geheel vrijwillig nog wel. Knettergek, wat mij betreft, maar ik was natuurlijk wel ontzettend dankbaar voor deze toevallige, mij zeer goed uitkomende beslissing.
Toen ik na een paar maanden aan een tweede studie begon, ging er langzaam iets veranderen. Ik kreeg mijn eigen vrienden en zo ondernam ik nog eens wat zonder vent. Ook kreeg ik een bijbaan in de thuiszorg, wat me wekelijks weer in een nieuw stadsdeel bracht. Met mijn stratenboekje in de hand fietste ik steeds zekerder door mijn nieuwe woonplaats. En wat was het eigenlijk mooi!
De woning in Bos en Lommer moesten we helaas na een jaar verlaten en door de moeilijke woningmarkt waren we genoodzaakt tijdelijk in Haarlem te gaan wonen. Een prachtige stad, ongetwijfeld, maar wat miste ik Amsterdam. Alles op alles hebben we gezet om zo snel mogelijk terug te kunnen naar de hoofdstad en een kleine anderhalf jaar later belandden we midden in de rosse buurt, op het prachtige Oudekerksplein. Er was geen groter contrast mogelijk met het dorp waar ik vandaan kwam.
De drukte van de binnenstad bleek uiteindelijk niet zaligmakend. Gelukkig wonen we nu een stuk rustiger. Ik ben gaan houden van Amsterdam, mijn stad, al mag ik dat volgens de échte Amsterdammers natuurlijk niet zeggen, maar of ik hier de rest van mijn leven blijf wonen? Ik weet het niet. De rust en ruimte van mijn wortels blijven aan me trekken. Ik heb gemerkt dat je dit meisje wel uit Drenthe kunt halen, maar Drenthe nooit uit het meisje. Spijt heb ik hoe dan ook nooit gehad van mijn verhuizing naar onze hoofdstad, want als ik onderhand ergens van overtuigd ben is dat wel dat er geen stad op de wereld mooier is.