SANNE SCHRIJFT GAAT VERDER OP WORDPRESS.
sanneschrijftcolumns.wordpress.com

Levensmoe

15-05-2014 17:52

“Morgen rond deze tijd ben ik er niet meer,” zei de ietwat gezette man op leeftijd tegen de caissière van de drogisterij. Ik zag het arme kind enigszins vertwijfeld naar de man in kwestie kijken. Op zoek naar ook maar een klein teken dat zou verraden dat hij een grapje maakte. Maar het was hem duidelijk ernst. De beeldschone zaterdaghulp, die onmogelijk de twintig gepasseerd kon zijn, ondernam een dappere poging het gesprek luchtig voort te zetten. “Oh, hoezo?” vroeg ze voorzichtig. “Ik heb het gewoon helemaal gehad,” antwoordde de bloedserieuze en licht geïrriteerde grijsaard.

Het meisje, zichtbaar geschrokken, durfde het blijkbaar niet aan een tweede vraag te stellen. Bang om wederom afgesnauwd te worden. Ik gaf haar geen ongelijk, maar begon me ondertussen wel af te vragen wat je in een situatie als deze dient te doen, ervan uitgaande dat de gedachten die de caissière en ik overduidelijk deelden de juiste waren.

Zou de man getrouwd zijn? En zo ja, zou zijn vrouw op de hoogte zijn van z'n toch wel erg drastische plannen? “Mijn vrouw ook hoor,” ging de man verder. Nou, dat was direct een antwoord op beide vragen. Er was dus een vrouw en naar het leek was deze volledig op de hoogte. Sterker nog, de kans was groot dat zij er morgen ook niet meer zou zijn.

Ik was volgens mij de enige klant in de rij die iets meekreeg van de bizarre mededeling en de vertwijfelde reactie die het tot gevolg had. Misschien omdat ik, in tegenstelling tot de vrouw achter me, geen aandachtszieke kleuter aan mijn arm had hangen, die overduidelijk als doel had de slordig opgestapelde chocolaatjes waar het zich naast bevond in het mandje van zijn overspannen moeder te krijgen. Of zoals de jongedame achteraan, niet verwikkeld was in een verhit telefoongesprek over de te bereiden maaltijd die avond. Nee, ik stond pal achter deze nu wel erg depressief ogende man die er naar eigen zeggen dus helemaal klaar mee was.

Ik wierp een korte blik op de spullen die de man van plan was aan te schaffen. Een pakje pleisters, een voor mij onbekend tubetje crème en zo'n zakje volledig uitgedroogd en bijzonder onsmakelijk schepsnoep. Ik herkende in geen van bovengenoemde aankopen een typisch product dat uitkomst kon brengen in het geval van plotselinge levensmoeheid. Alhoewel je met een paar handjes van die chemische, felgekleurde rotzooi een heel eind zult komen, maar dat terzijde.

Of meneer een tasje wilde. “Als u heeft, graag,” antwoordde hij. “Zo'n hele grote, zodat die me onderweg een beetje droog kan houden.” Dit keer op een totaal andere toon. Iets dat ook de caissière direct opviel. We zagen het tegelijkertijd, dat schalkse lachje op dat net nog zo depressief ogende gezicht.

“Dáár ben ik klaar mee,” wijzend naar buiten. Naar de dikke regendruppels die als bezetenen uit de lucht kwamen denderen. “Ik vertrek morgen naar Afrika, samen met mijn vrouw. We gaan iets zinnigs doen met de rest van ons leven. Ergens waar de temperaturen wat vriendelijker zijn en regen iets is waar men eens in de zoveel tijd een dansje voor doet.” Er overviel mij een gevoel van opluchting, maar ook verbazing om deze zogenaamd hilarische, verwarring scheppende grap. “Had ik je toch mooi even tuk hè?” Maar het meisje keek alles behalve geamuseerd. Ze was overduidelijk een beetje boos. Ze kon er nog net een verplichte “fijne dag nog” uitkrijgen, terwijl ze hem zijn net gekochte artikelen in het kleinst mogelijke floddertasje overhandigde.

Pas toen de man de winkel had verlaten en ik mijn rolletje afgeprijsde wattenschijven stond af te rekenen, barstten we allebei spontaan in lachen uit. Zonder het naar elkaar toe uit te spreken wisten we dat we een paar minuten lotgenoten waren geweest. “Ik gunde hem mijn lach niet, die malloot,” zei ze enigszins gepikeerd. “Wie denkt ie wel niet dat ie is?” En ik kon het alleen maar roerend met haar eens zijn.