Daar sta je dan, op een druilerige zomeravond, ijverig je zomerschoeisel te sorteren. Jezelf afvragend wat een mens in vredesnaam moet met meer dan vijftien paar schoentjes en slippers speciaal gemaakt voor een seizoen dat nog wel eens de neiging heeft Nederland spontaan over te slaan. Het brengt ook nú alleen maar ellendige, hoofdpijn veroorzakende dilemma's met zich mee, want welke van deze allemaal even beeldige paartjes laat je tijdens de vakantie eenzaam achter in die deprimerende schoenenkast. Je gunt ze toch stuk voor stuk die paar zonnestralen in het jaar. En aangezien de kans dat ze in Nederland een dagje uit mogen bedroevend laag is, zullen ze dus mee moeten in die elk jaar kleiner wordende koffer. Niet allemaal, ik blijf realistisch, maar welke worden het dan?
Om te beginnen is daar de kwestie van de kleurencombinaties. Je hebt namelijk bij de overige vakantie-items ook al geen verstandige keuzes kunnen maken, waardoor er nu een torenhoge stapel flodderjurkjes in je koffer ligt, die natuurlijk allemaal een nét iets andere kleur en daardoor allemaal een ander paar perfect bijpassende slippertjes hebben. Dat maximum van twee paar dat je vorige week niet alleen met jezelf had afgesproken, maar ook met je op voorhand al wanhopige partner, die de bui natuurlijk alweer zag hangen, blijkt dus wederom een onmogelijke opgave.
Nou is niet elke zomerschoen of teenslipper even comfortabel, integendeel. Er vallen dus automatisch al een aantal af. Uiteraard is er ook altijd één paar bij waar je dagen achter elkaar op maakt niet uit wat voor ondergrond kunt lopen, rennen, dansen en slenteren, maar ja, laat dat nou net het meest oncharmante stel zijn dat erbij zit. Zo'n paar waarvan je je afvraagt waarom je ze in vredesnaam hebt aangeschaft en dat de selectieprocedure dus ook geen enkel jaar doorstaat. Enkel om het simpele feit dat ze bij nader inzien toch wat lomp, suf, ouwelijk of gewoonweg ongelooflijk lelijk zijn. Overigens vraag ik me, eenmaal op bestemming met minstens drie blaren op mijn hakken, tenen of wreef, altijd weer af waar ik van tevoren in godsnaam zo moeilijk over deed, maar dat terzijde.
Vrouwen en hun vakantiekoffer(s). Hoogstwaarschijnlijk vakantiefrustratie nummer één bij hun wederhelften. Ik zou graag willen zeggen dat ik me er niet schuldig aan maak, maar het jaarlijkse inpakritueel bewijst helaas het tegendeel.
Naast het standaard inpakken van veel, maar dan ook echt veel te veel kleding én schoeisel, ziet mijn toilettas er altijd uit alsof ik verwacht in elk mogelijk horrorscènario terecht te zullen komen; Muggen, teken, blaren, splinters, zonnesteek, diarree, katers, gebroken nagels, ik ben overal op voorbereid. Natuurlijk hartstikke handig als je een avontuurlijke rondreis door een willekeurige rimboe gaat maken, maar aangezien wij volgende week gewoon met onze billen op een ordinair Europees kiezelstrand liggen, op loopafstand van een hoogstwaarschijnlijk uitermate geciviliseerd dorp, waar zich zonder twijfel meerdere drogisterijen bevinden die de ganse inhoud van mijn toilettassen vast en zeker óók zullen verkopen, is hier dus duidelijk sprake van overdreven inpakgedrag.
Gelukkig reizen we dit jaar met de auto. Een kleine auto weliswaar, met een kofferbak waar amper een krat bier in past, maar een volledig lege achterbank waar echt nog wel wat ruimte is voor een extra tas, of twee. Waar zit ik dan eigenlijk moeilijk over te doen?
Ik kies uiteindelijk voor twee paar teenslippers, een paar sneakers, twee paar hakjes en een paar wanstaltige zwemschoentjes. Een bescheiden aantal van vijf, want dat laatste paar telt uiteraard niet mee. Dat is vanwege de rotsachtige strandjes een noodzakelijk kwaad.
Ik ben, terwijl ik gauw de laatste tas dichtrits, behoorlijk trots op mezelf. Of manlief dat ook is, dat zien we wel op de plaats van bestemming.